“Ik ben fout gebakken”, zegt Truus grappend. In haar leven heeft ze aardig wat zorg nodig gehad. Maar daar wil ze liever niet te veel over vertellen. “Dan word ik zo’n medisch ding.” Toch ontkomen we er bij dit onderwerp niet aan om het er een beetje over te hebben.
Een kakelende hoofdzuster
Toen Truus zes was, verdronk ze bijna in een gierput en liep daarbij een hersenschudding op. Later moest ze vaak naar tandartsen en kaakchirurgen. “Dat was toen niet zo kindvriendelijk als nu. Ze waren streng: niet zeuren, maar doorzetten.” Rond haar vijfentwintigste moesten haar amandelen eruit en toen ze bijkwam uit de narcose kon ze niet praten. “Een kakelende hoofdzuster zei tegen iedereen dat ik eigenwijs was. Want ik wilde ook al geen nachtjapon aan. De arts kwam en zei eerlijk dat er iets was misgegaan. Hij bood zijn excuses aan. Dat zal je vandaag de dag helaas niet snel meer horen. Misschien omdat mensen nu sneller een schadevergoeding eisen bij fouten?”
25 jaar geleden werd Truus door een auto aangereden. “Ik dacht dat ik niks had. Maar de volgende dag, toen ik naar mijn werk ging, stond ik opeens langs de kant van de weg. Ik wist niet meer waar ik was. Een van mijn collega’s zei: ‘Ik denk dat jij een whiplash hebt.’ Mijn hoofd was tijdens het ongeluk hard achterover en weer naar voren geslingerd. Daardoor kon ik me niet goed meer concentreren en had ik last van vermoeidheid. Via een kliniek leerde ik weer goed te bewegen en mijn evenwicht te houden. Ik heb veel therapie gehad. Gelukkig had ik die mogelijkheid, dat was in de tijd van mijn oma wel anders.”
Lang bellen voor hulp
“Ik heb geleerd dat de wereld niet eerlijk in elkaar zit”, zegt Truus. “Het gaat nu goed, maar als ik stress heb, val ik terug. Dat merk ik aan mijn spraak en concentratie. Maar het is ook hoe je jezelf opstelt. Mijn oma en moeder hebben de oorlog overleefd, dus waar hebben we het over, denk ik dan. Dat waren toffe vrouwen. Niet zeuren, maar doorgaan. Dat was vroeger wel meer de mentaliteit dan nu. Nu kun je weer makkelijker hulp krijgen, zoals therapie of coaching.”
Van vroeger herinnert ze zich ook de afspraken met een rokende arts in een donkere kamer. “Dat kan echt niet, vinden we nu. Maar het waren wel leuke, persoonlijke gesprekken. Er is nu minder tijd en de druk op de artsen is veel groter. Vandaag de dag zit je soms uren aan de telefoon voor je de juiste persoon te pakken krijgt. Dan moet je een heel ritueel door van allemaal vragen. Terwijl ik alleen één vraag heb over een bepaald medicijn, bijvoorbeeld.
“Ook voor elkaar zorgen, was vroeger anders dan nu”, zegt Truus. Mijn ouders zorgden voor mijn oma. Mijn oma zorgde voor haar zus en zieke man. En toen mijn oma alleen kwam te staan en moest werken, zorgden zij voor mijn moeder. Die was toen twee. Dat was in 1916.
Je deed dat gewoon. Er was ook geen speciale naam voor, zoals mantelzorg. Maar ik wil en ga onze zoon niet vragen om voor ons te zorgen. Hij woont ver weg, heeft werk en zijn eigen leven. Ik heb met liefde voor mijn moeder en schoonzus gezorgd. Maar ik weet hoe zwaar dat kan zijn.”
Zelf de controle pakken
Truus heeft vooral gewerkt in de sociaalculturele sector. Ze ontwikkelde en gaf trainingen en werkte in bejaardenhuizen, bij een woningcorporatie en als leraar maatschappijleer. “Ik heb altijd dingen gedaan die zorgen dat mensen niet geïsoleerd raken, dat ze zelfredzaam blijven. Zo heb ik in bejaardenhuizen een soort podium opgericht om mee te denken. Want een cliëntenraad, dat was er in die tijd nog niet. Ik had te maken met de leiding van de bejaardenhuizen. Dat waren toen nog een soort pleegzusterbloedwijn-types: prima, maar ouderwets. En meepraten over de kleur van wc-papier, dat vond ik geen inspraak.
Fantastisch toch dat dit beschikbaar is
Daarna was ik ook nog een soort ombudsman voor bejaarden. Ik nam het voor hen op bij de gemeente. Ook heb ik gewerkt bij ‘De Omroeper’, een blad dat nu nog bestaat. Het lijkt op het Rogplus Magazine. Geen overdreven positivo gedoe, maar realistisch. Want laten we eerlijk zijn, niet alles is leuk. Vertellen over de mogelijkheden die er zijn en mensen motiveren om zelf de regie te pakken. Het is goed dat daar nu meer aandacht voor is.”
Rollators en lange schoenlepels
Maar wat ervaart Truus als de grootste vooruitgang? Daar is ze heel stellig in. “De vele hulpmiddelen, zoals rollators, lange schoenlepels en makkelijke pleisters. Fantastisch toch dat dit beschikbaar is? En ievo, het vervoer via Rogplus. Er is ontzettend veel waar je gebruik van kunt maken, maar dan moet je dat wel doen. Wat ik ook een pluspunt vind, is dat ouderen tegenwoordig een stuk zelfstandiger zijn. Het is belangrijk dat je mee blijft doen. Laat je niet betuttelen.”
Rogplus magazine april 2024