Doodsangst
''Het was 2003 en ik was twintig. Op een zaterdag was ik gaan gamen bij een vriend en liep ik terug naar huis in Vlaardingen. Daar woonde ik met m’n moeder en broertje. Terwijl ik op het zebrapad liep, voelden m’n benen opeens heel zwaar aan. “Het leek alsof al het gevoel eruit werd getrokken. Ik voelde me verlamd, alsof ik zou vallen. Met al mijn kracht rende ik als een speer naar huis. Ik was in paniek. M’n hart ging tekeer, ik zweette en hapte naar adem. Ik dacht dat ik doodging.
Liggen en gamen
‘’Het bleef niet bij die ene paniekaanval, wat het later bleek te zijn. Daardoor ontwikkelde ik agorafobie, een extreme angst voor open plekken, zoals pleinen, voetbalvelden en open stukken op straat. Ik was de hele tijd bang dat ik weer een paniekaanval zou krijgen en dood zou gaan. “Ik maakte me zo druk dat ik zelfs niet meer durfde te staan of lopen. M’n dagen bestonden uit liggen en gamen. De kalmeringstabletten die ik kreeg, hielpen wel. Maar ik durfde niet meer naar buiten.’’
Dwanggedachten en verslavingen
“Steeds maar bezig zijn met die angst, kostte me zoveel energie dat ik niet meer normaal kon functioneren. Ik had ook allerlei dwanggedachten om mezelf veilig te voelen. Dan lag ik bijvoorbeeld in bed en moest ik steeds opstaan om te controleren of de deur op slot was en de gaskraan dichtzat. Om al die zorgen te vergeten, begon ik met drinken. Elke avond dronk ik wel tien biertjes.
“Dat was geen goede combinatie met de kalmeringstabletten waar ik ook verslaafd aan was geraakt. Het maakte me heel slaperig en ik raakte zelfs wel eens bewusteloos. Die verslavingen maakten mijn angsten alleen maar erger.”
Stiefvader
“M’n vader en stiefvader dronken ook. M’n echte vader overleed door een ongeluk toen ik vijf jaar was. Daarna gingen we bij m’n stiefvader wonen. Hij en m’n moeder kregen m’n broertje. M’n stiefvader trok hem voor en mij mishandelde hij geestelijk en lichamelijk. Ik was heel bang voor hem.
“Toen ik een jaar of acht, negen was, heeft de kinderbescherming me daar weggehaald. Ik ben toen naar twee kindertehuizen in Rotterdam gegaan. Daar kon ik weer een beetje normaal kind zijn.”
Multicopy
“In 1995 was ik twaalf. Ik mocht weer thuis wonen, maar dat ging niet lang goed. In 1998 gingen m’n moeder, broertje en ik apart wonen in Vlaardingen. We zagen m’n stiefvader nog wel, tot hij in 2000 overleed aan een hartaanval. Gek genoeg raakte dat me erg, want hij had ook goede kanten. Maar ik kwam steeds vaker niet opdagen en werd ontslagen. Ik schaamde me zo dat ik niet eens afscheid nam van school. Ik heb drie jaar lang thuis zitten gamen. Ik dacht: voor mij hoeft het allemaal niet meer.”
Beschermd wonen
“Op 22 april 2013 ging ik op mijn dertigste beschermd wonen bij Pameijer in de Schiedamse wijk De Gorzen. Daar zijn vijftien woningen en vijftien appartementen met een plek om elkaar te ontmoeten: het trefpunt. Toen waren de regels anders en mocht je hier langer dan drie jaar wonen
via Rogplus.
“In het begin zat ik vaak bij het trefpunt, dronk koffie, at daar en hielp met koken. Ik ging later ook werken bij de sociale werkplaats. Maar door mijn drankgebruik kon ik niet goed schroeven vastdraaien enzo. Ik kwam ook vaak niet opdagen, dus moest vertrekken.”
Klus en Werk
“Ik ging werken bij het project Klus en Werk van Pameijer. We deden klusjes bij mensen thuis, zoals schilderen, behangen en tuinieren. Dat hielp me om een dagritme op te bouwen. Op mijn eerste dag zei ik: ‘Dat kan ik helemaal niet.’ Maar mijn begeleider zei: ‘Moet jij eens opletten.’ Die middag heb ik al drie plankjes aan de muur vastgemaakt.
“Daarna ben ik vijf keer opgenomen geweest om af te kicken van de drank. Ik kreeg ook hulp bij schoonmaken en geldzaken doordat ik schulden had. Nu komen de begeleiders nog elke dag medicijnen brengen. En elke week een uurtje praten over hoe het met me gaat en wat ik wil bereiken.''
Fiets aan de hand
“Ik werk nu weer bij een sociale werkplaats. Montagewerk, zoals klemmetjes in elkaar zetten. Veertje erin, moertje, schroefje, dat soort dingen. Ook bezorg ik post in Schiedam. Thuis game ik nog steeds graag. En ik durf weer vaker naar buiten te gaan. Wel altijd met m’n fiets aan de hand: dan kan ik snel weg als het nodig is. Of ik loop heel dicht naast iemand.
“Ik wacht ook tot er een eigen huisje vrijkomt, waar ik wat hulp aan huis krijg. Ik kijk uit naar mijn eigen wasmachine en wil het gezellig inrichten. Geen spullen en kleren meer op de grond en geen stapels afwas.”
Moed
“Ik zal nooit politieagent of F-16-piloot worden. Maar ik kijk nu naar wat ik wel kan en probeer daarvoor te gaan. Ik ontdekte dat mijn grootste talent praten is en dat ik makkelijk in de omgang ben. Misschien kan ik ervaringsdeskundige worden bij Bouman Kliniek voor verslaving ofzo. Dat ik dan ook een pasje heb en er helemaal bij hoor. Anderen helpen de moed erin te houden, dat lijkt me mooi.”
Rogplus magazine september 2023